+31 88 1888150 | planning@jenz.nl
JenZ logo
Nieuws

Minister van SZW en coalitie zijn het nog niet eens over strengere zzp-regels

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Karien Van Gennip en de vaste kamercommissie komen nog niet uit de dilemma’s rondom criteria voor werken als zelfstandige. Terwijl de minister de regels strikter wil maken, maken partijen zoals de VVD zich hard voor vrijheid om te werken als zzp’er.

Flexnieuws redacteur Claartje Vogel

Het kabinet werkt aan een hervorming van de arbeidsmarkt en dat betekent niet alleen nieuwe regels voor de uitzendbranche, maar ook voor zzp’ers. Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën) besparen specifiek die zzp-plannen in een speciaal commissiedebat.

De plannen: duidelijkere regels rondom werken met zelfstandigen, kleinere verschillen in fiscale en sociale zekerheid tussen werknemers en zelfstandigen en meer handhaving op schijnzelfstandigheid. Tijdens het debat bleek dat er nog weinig overeenstemming is binnen de coalitie over de nieuwe zzp-regels.

Zwaartepunt op gezagselementen
Het kabinet werkt aan verduidelijking van de regels om te bepalen wanneer een werkgever een zelfstandige mag inhuren. De norm ‘werken in dienst van (gezag)’ moet duidelijker worden aan de hand van drie criteria: ‘materieel gezag’ (instructies en toezicht op het werk), ‘inbedding in de organisatie’ en de contra-indicatie ‘zelfstandig ondernemerschap’. Van Gennip benadrukt dat die elementen echt in relatie tot elkaar staan: “Het zwaartepunt ligt op de gezagselementen. Die komen terug in alle criteria.”

Er is nog veel onduidelijk over de criteria. “Gaat het bij ‘inbedding in de organisatie’ om inbedding van het werk of van de persoon?” vroeg Romke de Jong (D66). Beide, legde de minister uit. “We kijken zowel naar het werk als de werkende. Soms komen die twee dingen overeen, soms niet”, zei van Gennip. “Het gaat om vragen zoals: moet een werkende zich aan kaders van de organisatie houden? Houdt hij zich bezig met kernactiviteiten?”

Invallen als zzp’er?
Bart Smals (VVD) pleit ervoor om de contra-indicatie van ondernemerschap voorop te stellen. Wie slaagt voor de ondernemerstoets, mag zich laten inhuren. Volgens Van Gennip kan dat niet. “We gaan niet bij voorbaat een groep uitzonderen. Dat wekt de indruk dat iemand zelf kan kiezen of hij ondernemer is, terwijl het Nederlands en Europees recht dwingend is: als sprake is van arbeid, loon en gezag, dan hoort daar een dienstbetrekking bij.”

Smals benadrukt dat er ook een Europees recht bestaat op vrijheid van ondernemerschap. “Oftewel, als ik me wil laten inhuren als professional mag dat”, vindt hij. Daar is de minister het niet mee eens. Van Gennip: “We kijken naar de arbeidsrelatie, niet naar de werkende persoon. We kijken naar je ondernemerschap binnen die arbeidsrelatie, dat weegt mee. Het is een balans.”

De VVD vindt dat invallen als zzp’er moet kunnen, maar volgens de minister kan dat niet bij ingebed werk. Van Gennip noemt voorbeelden uit de zorg en het onderwijs. “Iemand die werkt op de intensive care of les geeft aan een eindexamenklas hoort dat in loondienst te doen”, zegt ze. “Dan gaat het om kernactiviteiten van de organisatie. Iemand die een musical produceert voor groep 8 kan dat wel als zelfstandige doen. Dan is er een duidelijk eindproduct.”

Aanpak in de publieke sector
Het is geen toeval dat de minister deze sectoren noemt. Partijen GroenLinks, PvdA en CDA uiten hun zorgen over zorg, onderwijs en kinderopvang. Daar heerst personeelskrapte terwijl het aantal ingehuurde zzp’ers groeit. Dat zorgt voor problemen zoals extra kosten en onvrede bij vast personeel dat ‘blijft zitten met vervelende taken’ moet oppakken.

Het kabinet is hiermee bezig, schreven Van Gennip haar collega’s Conny Helder (Langdurige Zorg) en Dennis Wiersma (Onderwijs) onlangs in een Voortgangsbrief PNIL-werkprogramma. PNIL staat voor ‘personeel niet in loondienst’. Als aanvulling op de nieuwe regels die voor alle sectoren gelden, denkt het kabinet aan speciale maatregelen voor de sectoren zorg en onderwijs. Hoewel de PNIL-groep bestaat uit allerlei soorten ingehuurd personeel (zzp’ers, uitzendkrachten, payrollers, gedetacheerden…) zijn de maatregelen alleen gericht op zzp’ers. Lees meer.


Goed werkgeverschap in publieke sector
Verder werd duidelijk dat handhaving op schijnzelfstandigheid alleen niet genoeg is in publieke sectoren. “We moeten aan de slag met goed werkgeverschap, met inspraak en autonomie voor werkenden”, vat Hilde Palland (CDA) samen.

Van Gennip zegt dat ze daarmee bezig is in samenwerking met de sectoren zorg, onderwijs en kinderopvang. “Goed werkgeverschap is in al deze sectoren belangrijk. Hoe zorgen we dat mensen wel graag in dienst komen en blijven? Als we dat voor elkaar krijgen, lossen we een groot deel van het probleem op.”
Internetconsultatie na de zomer
Er blijft na het debat veel onduidelijk over de nieuwe zzp-regels. Na de zomer komt de minister van SZW met het wetsvoorstel voor de verduidelijking van de criteria. De minister is benieuwd naar de reacties van experts tijdens de internetconsultatie.

Ondertussen maken partijen D66, CDA en SGP zich zorgen over een zogenaamd waterbedeffect tussen uitzendwerk en zzp, omdat nieuwe regels rondom zelfstandigen waarschijnlijk later ingaan dan nieuwe uitzendregels. Deze waarschuwing stond in het rapport van de Commissie Borstlap, dat samen met het SER MLT de basis is voor de hervormingen op de arbeidsmarkt. SEO Economisch Onderzoek bevestigt het risico op waterbedeffecten, ook al is dat ‘beperkt’.

Waterbedeffect ‘zoveel mogelijk voorkomen’
Ook belangenbehartigers zoals de ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen) en I-ZO (Intermediairs voor Zelfstandigen) maken zich zorgen dat strengere regelgeving rondom uitzendwerk sneller wordt ingevoerd dan nieuwe zzp-regels. “Regulering van zzp en uitzenden moet gelijktijdig plaatsvinden om een verschuiving van uitzenden naar schijnzelfstandigheid te voorkomen”, schrijven zij in een brief aan het kabinet.

Van Gennip zei eerder dat ze ‘een waterbedeffect tussen uitzendwerk en zzp zoveel mogelijk wil voorkomen’, maar nooit helemaal kan vermijden.